Recensie: ‘Wat het betekent wanneer er een man uit de lucht valt’ Lesley Nneka Arimah

Recensie: ‘Wat het betekent wanneer er een man uit de lucht valt’ -Lesley Nneka Arimah

  

De onaangepaste meisjes en vrouwen van Lesley Nneka Arimah

 

Door Stef Smulders

 

De debuutbundel van de Britse schrijfster Lesley Nneka Arimah is na verschijning in 2017 overladen met prijzen en loftuitingen. Een droomstart voor deze in Nigeria opgegroeide jonge auteur, die nieuwsgierig maakt naar haar verhalen. Zijn die echt zo goed?

Wat meteen vanaf de eerste zinnen opvalt, is de zeer vlotte schrijfstijl van Arimah. Het leest werkelijk als een trein. De zinnen lopen soepel, het vertelde is glashelder, nergens blijf je haken of struikel je over een onhandige formulering of onduidelijke mededeling. De vertaler, Charles Bors, heeft wat dit betreft heel goed werk afgeleverd. Het enige wat wel eens hindert zijn de niet-vertaalde Nigeriaanse woorden en begrippen. Een enkele maal biedt een voetnoot uitleg, maar in veel gevallen blijft dit achterwege. Jammer. Waarom niet een verklarend woordenlijstje toegevoegd?

De speelse experimenteerlust van Arimah, niet vreemd voor een debutant, is verfrissend. Meestal pakt dit goed uit, een enkele keer vind ik het minder geslaagd. Het eerste verhaal, met de cynische titel ‘De toekomst ziet er rooskleurig uit’ is meteen een voorbeeld van de originaliteit van deze jonge auteur; de eigenlijke handeling speelt zich in een split-second af terwijl je toch de hele familiegeschiedenis te weten komt.

In het verhaal ‘Oorlogsverhalen’ komt een van Arimahs sterkste punten naar voren: het geven van een overtuigende stem aan wereldwijze pubermeisjes. Mooi is de spiegeling van de oorlogsverhalen van haar vader met die van haarzelf over de strijd op school, die ook een soort van oorlog is.

In ‘Wild’ is de hoofdpersoon opnieuw zo’n meisje, dat naar Nigeria wordt gestuurd om van haar keurige nichtje te leren hoe een fatsoenlijke dochter zich gedraagt. Maar dat loopt natuurlijk anders dan haar moeder dacht. Net als in de andere verhalen weet de schrijfster te verrassen met originele beelden, zoals “Opgetrokken wenkbrauwen rond de tafel echoden wat het stemmetje in mijn hoofd … me probeerde te zeggen: hou je kop dicht.’

Het melancholieke verhaal ’Licht’ heeft een ijzersterke openingszin: “Toen Enebeli Okwara zijn dochter de wijde wereld in stuurde, had hij geen idee wat de wijde wereld met dochters deed.” Wat die wereld doet, is niet wat je als lezer verwacht, maar juist het tegendeel. Onaangepastheid is een motief dat in veel verhalen voorkomt en dan meestal in de zin dat dwars en opstandig gedrag weliswaar veel problemen oplevert maar te prefereren is boven normaal zijn, wat in de meeste gevallen trouwens toch maar schijn is.

In het verhaal ‘Tweede Kansen’ zijn de rollen een keer omgekeerd en weigert de hoofdpersoon, dit keer een ouder meisje, het plotseling weer verschijnen van haar dode moeder te accepteren, iets wat de andere familieleden wel doen. En uiteindelijk blijkt ook hier de keus voor ‘de gekte’ de beste te zijn.

Het vreemde, sprookjesachtige verhaal ‘Wie je thuis zal begroeten’ lijkt nogal improviserend geschreven, zonder vooropgezet plan, met tamelijk willekeurige gebeurtenissen. De ‘en toen, en toen’ structuur maakt het er niet beter op. Een van de minst geslaagde verhalen van de bundel.

In het verhaal ‘Buschi’s Meisjes’ keren we terug naar de rauwe werkelijkheid van een weduwe die tot een onmogelijke beslissing gedwongen wordt. Arimah weet hier de op de loer liggende sentimentaliteit keurig te vermijden.

In het titelverhaal is sprake van een oneindige wiskundeformule die de mensen ongekende eigenschappen geeft, een fantasie die niet echt aan mij besteed is. Wat wil de auteur hiermee zeggen? Erg spannend is het in ieder geval niet.

Het laatste verhaal ‘Verlossing’ is gelukkig een geweldige revanche en begint met een perfecte alinea:

“Een dag nadat we elkaar leerden kennen smeet ze een drol onze kant op, als een cadeautje verpakt in een stuk krantenpapier. Hij spatte tegen de muur van het huis in meerdere klonten uiteen en liet een bruine veeg achter. Mijn moeder, buiten zinnen van woede, tierde over de buren (maar nooit tégen hen, let wel) en beklaagde zich erover dat huishoudsters niet meer zo betrouwbaar waren als vroeger. Ik, daarentegen, werd smoorverliefd.”

De onzekere hoofdpersoon is gefascineerd door haar brutale buurmeisje, dat “liep alsof de aardbol draaide op het tempo van haar tred.” Het lukt haar om bij het meisje in het gevlei te komen maar door omstandigheden loopt het stuk. Daarop voelt ze zich afgewezen “en op die sluwe manier waarop adoratie volledig kan omslaan in het tegenovergestelde, zoals wanneer je een matras omkeert om een beschamende vlek te verbergen, begon ik haar te haten.”

De laatste zinnen van het verhaal vatten het leitmotiv van de hele bundel (op de drie sprookjes na) goed samen:

“Meiden met vuur in hun buik zullen net zolang uit de tuchtfontein moeten drinken tot alle vlammen gedoofd zijn.

Maar mijn tong kwam toch in beweging. Ik ging voor haar staan en beet haar zelf ook nog iets toe.”

De wereld is erop uit om opstandige meisjes en vrouwen eronder te krijgen maar zelfs als deze beseffen dat ze niet kunnen winnen, geven ze toch niet op. Arimah weet dit thema in verschillende verhalen boeiend vorm te geven. Ik ben benieuwd naar haar volgende werk.