Recensie- De aanklacht- Bandi

Recensie ‘De aanklacht’ van Bandi

door Marjet Maks

Ik las over de verschijning van de Nederlandse vertaling van ‘De aanklacht’ van de Noord-Koreaan, Bandi, en dacht meteen: die verhalenbundel wil ik graag lezen. Bandi (pseudoniem dat vuurvliegje betekent) is een journalist in Noord-Korea die schrijft zoals de wetten van het communistisch systeem hem gebieden te schrijven, gecensureerd en kritiekloos op het systeem. Daarnaast echter schreef hij in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw, in het diepste geheim, een serie verhalen over de gewone Noord-Koreaan, die zijn land ‘dient’. Mensen die ontberingen doorstaan, waarvan wij westerlingen geen idee hebben. Hoe het is om honger te lijden omdat de rantsoenbonnen ontoereikend zijn of kou te lijden omdat de brandstof op is. We lezen over mensen die in strafkampen te werk worden gesteld omdat ze een misdaad hebben gepleegd (een kommetje rijst gestolen) of zich in verholen termen kritisch hebben uitgelaten over het regime en De Grote Leider.

De fictieve verhalen spelen zich af tussen 1989 en 1995 en zijn gesitueerd tegen de achtergrond van Noord-Korea, ten tijde van de overheersing van Kim Il-sung, grootvader van de huidige leider Kim Jong-un. De zeven verhalen hebben een sterke sfeer en horen in feite bij elkaar, hoewel de situaties en personages steeds verschillen. Verhalen waarin hoop en wanhoop hand in hand gaan, veel symboliek zit en die soms lezen als een sprookje met verontrustende afloop. Het sobere taalgebruik (goed vertaald door Linda Broeder) is indringend, soms verrassend poëtisch met mooie vergelijkingen en een bitterzoete ondertoon van humor.

In deze verhalen komen angstige en dappere mensen uit alle lagen van de bevolking voor. Wat opvalt is dat de familiebanden sterk zijn. Ondanks hun dapperheid stralen de personages ook een gelaten verslagenheid uit. Ze hebben allemaal angst voor, en worden op de een of andere manier geknecht door het systeem. Als ze ongehoorzaam zijn, dragen ze de rest van hun leven een grote last met zich mee.

In het eerste verhaal, Verslag van een deserteur, heeft een man zich opgewerkt tot opzichter in een fabriek, hij is intelligent, pas getrouwd, maar nog kinderloos. Als hij ontdekt dat zijn vrouw anticonceptiepillen gebruikt wordt er een zaadje van achterdocht in hem geplant: waarom wil zij geen kind van hem? Heel subtiel en keel dichtsnoerend wordt vervolgens beschreven wat de ware reden is.

In de stad der spoken zijn we er getuige van wat er gebeurt als partijvoorschriften niet worden opgevolgd, het hoofd van Kim il-Sung met een putdeksel wordt vergeleken en je je kind niet opvoedt met de heilige regels van Karl Marx. Controle, paranoia en angst kweken zijn de afschuwelijke mechanismen die dit regime in stand houden.

In Het leven van een strijdros houdt een iep in de tuin van oorlogsveteraan Yong-su zijn hoop levend. Tot hem de schellen van de ogen vallen en hij inziet dat zijn hele leven gebaseerd is op een grote leugen. Met bitterzoete humor in zinnen als: hij had lijken meegemaakt die meer warmte afgaven dan deze radiator.

In Zo dichtbij, maar toch zo ver weg word je ook meteen door de eerste paar zinnen het verhaal ingezogen. Als een man zijn stervende moeder wil opzoeken aan de andere kant van het land, krijgt hij geen reisvergunning. Hij gaat vervolgens toch en wordt opgepakt en moet twintig dagen werken in een strafkamp. In dit verhaal speelt de symboliek van een touw een rol. Het touw waaraan de man vanaf zijn jeugd nachtmerries heeft overgehouden. Hoe zaai je angst bij het volk en maak je ze monddood.

Ook Pandemonium is een subtiele aanklacht tegen het dictatoriale systeem. Een grootmoeder wordt per ongeluk een personage in een vrolijk promotiefilmpje over de Grote Leider. Terwijl naast de filmset chaos heerst en mensen verongelukken.

In Op het toneel heeft een aan het regime trouwe politiechef een reactionaire zoon die op de toneelschool zit en het leven in Noord-Korea vergelijkt met een dramaschool. Iedereen leeft in een leugen en draagt een masker om te overleven. De conservatieve vader wordt tot wanhoop gedreven door zijn provocerende zoon, tot hij durft te aanvaarden dat de zoon misschien gelijk heeft. Het idee dat een jongere generatie voor verandering zorgt en durft op te staan en weerstand biedt, kan de vader niet aan.

De rode paddenstoel vond ik een van de mooiste verhalen omdat het wellicht sterk autobiografisch is. Een man vraagt aan zijn vriend, een journalist, hulp om de naam van zijn oom te zuiveren. De oom wordt te werk gesteld om op een stuk land gewassen te verbouwen voor de productie van bonenpasta. Hij offert zijn gehele leven op en wordt desondanks aan alle kanten tegengewerkt door de partij.

Het nawoord doet uit de doeken hoe het manuscript Noord Korea werd uitgesmokkeld en zijn weg vond in de westerse wereld. Er zijn meer verhalen van gevluchte Noord-Koreanen verschenen die een aanklacht doen tegen het regime. Bandi als staatsschrijver woont en werkt er nog steeds en de gedachte dat hij ontdekt zal worden vind ik beangstigend. Ik hoop dat hij de moed durft op te vatten om ook het land te ontvluchten.

De bundel eindigt met dit titelloze gedicht dat bij het manuscript zat en de inhoud ontroerend en schrijnend dekt:

Vijftig jaar in dit noordelijke land
Levend als een pratende machine
Levend als een mens onder een juk
Zonder enig talent

Met pure verontwaardiging
Geschreven niet met pen en inkt
Maar met botten gedrenkt in bloed en tranen
Dat is dit werk van mij. 

Ook al zijn ze zo droog als de woestijn
En zo ruig als het grasland
Zo armoedig als een invalide
En zo primitief als stenen werktuigen

Lezer!
Ik smeek u mijn woorden te lezen.

Bandi.