Recensie ‘De geliefden Van Allerheiligen’ van Juan Gabriel Vásquez
Eenzaamheid en overspel tijdens de jacht
Door Marjet Maks
De geliefden van Allerheiligen is een vertaling van Los amantes de Todos los Santos, uit 2008, een verhalenbundel van de Colombiaanse Juan Gabriel Vásquez (1973).
De verhalen hebben een tragische toon, met mannelijke hoofdpersonen die stuk voor stuk moeilijk in elkaar zitten en geen langdurige relaties kunnen aangaan, de vrouwen in de verhalen zijn meestal sterker. Eenzaamheid alom dus tegen de achtergrond van het desolate Ardense landschap. Juan Gabriel Vásquez woonde een poosje in België en de Ardennen en die sfeer weet hij goed vanuit zijn eigen ervaring te tekenen. Waarschijnlijk was hij ook verschillende keren bij een jachtpartij, want ook die taferelen komen in zijn verhalen terug en zorgen voor uniciteit in de bundel.
In het eerste verhaal, Schuilplaatsen, bezoekt de ik-persoon het pas getrouwde koppel Philippe en Claire. Dat Philippe al een ander heeft, wordt duidelijk tijdens het familiebezoek als het neefje van Philippe is omgekomen bij een ongeluk. Dat Philippe gefrustreerd reageert op Claires aanwezigheid en zij heel normaal reageert, wordt pijnlijk goed beschreven. Het leek wel alsof Claire en ik er niet waren, alsof we nog moesten komen. Claire stapte naar Philippe; hij keek haar niet aan. Hij had zijn hand op de knie van zijn zus gelegd zoals je ergens een kop koffie neerzet. En hij keek Claire niet aan. Niet één keer.
Het tweede verhaal, De geliefden van Allerheiligen, begint met een jachtpartij. Michelle, de partner van Pierre wil graag mee op jacht. Michelle wil het liefste over hun relatie praten, die zo goed als beëindigd is. Het is koud, het is desolaat. Pierre schiet een fazant uit de lucht, die door de honden niet gevonden wordt. Als ze later thuis zijn, denkt Michelle steeds aan die aangeschoten fazant. Hoewel het al donker is, gaat Pierre de fazant zoeken. Bij een frituur, twintig kilometer verderop, eet hij een bord friet en maakt een praatje met de vrouw, die Zoë heet. Hij gaat met haar mee naar huis, blijft slapen in de pyjama van haar overleden man, met wie ze op een fotocursus zat. De foto’s zijn pikzwart, maar toch staat hij erop, volgens Zoë. Als Pierre tegen de ochtend thuis komt, staat Michelle op het punt hem voorgoed te verlaten.
In het verhaal, De huisgenoot, pleegt Xavier tijdens de jachtpartij zelfmoord, omdat zijn geliefde, Charlotte, de vrouw is van zijn beste vriend George. Een wonderlijke samenkomst van onvermogen wordt mooi samengevat in deze zinnen: “George wist dat zichzelf nu verraden gelijk zou staan aan zich overgeven. Als hij toegaf dat Charlotte onderdeel was van deze kleine tragedie, dat ze invloed had gehad op het leven van een man die niet haar echtgenoot was, moest hij onder ogen zien dat zijn echtgenote en hij al die jaren niet alleen hadden gewoond, dat er altijd een spook tussen hen in had gestaan.”
De terugkeer is een wonderlijk verhaal over een meisje dat haar zwager vermoordt en jarenlang in de gevangenis zit. Al die tijd houdt ze zich bezig met het in kaart brengen van de landerijen en haar ouderlijk huis. Als ze uiteindelijk wordt vrij gelaten en thuiskomt blijkt niets te zijn zoals ze zich herinnerde en raakt ze volledig de weg kwijt.
In In Café de la République vraagt de ik-persoon zijn ex-echtgenote mee om samen zijn vader op te zoeken met wie hij nauwelijks contact heeft. De vader is ooit verlaten door zijn vrouw, toen de ik nog een kind was. De zoon wil zijn vader opzoeken, omdat hij bang is dat hij dood gaat en afscheid wil nemen. Zijn ex moet mee omdat hij zijn vader niet wil laten weten dat ook hij is verlaten door zijn vrouw, terwijl hij haar nog steeds liefheeft.
In De eenzaamheid van de goochelaar, raakt de hoogzwangere Selma tijdens de jachtpartij in de ban van Chopin, een zonderlinge man die goochelt. Ze gaat met hem weg en als haar man dodelijk verongelukt door haar toedoen, begrijpt ze pas dat haar dochter haar vader meer nodig gehad zou hebben dan zijzelf behoefte had aan de minnaar.
Het laatste verhaal, Het leven op het eiland Grímsey, gaat over een getormenteerde man en een vrouw die een nachtlang tot elkaar veroordeeld zijn. De man, Oliviera, laat zijn hele erfenis, een paardenstal met prijspaarden achter, en gaat terug naar het thuisland van zijn ouders, Portugal. Agatha, de vrouw, verloor haar zeventienjarige dochter, Alma, aan een sekte die gezamenlijk voor de dood koos. Zij voelt zich schuldig, want zij bracht Alma in contact met god. Oliviera en Agatha brengen de nacht samen door en bedrijven de liefde. Wanneer Agatha begint over de angst voor de duisternis van de nacht kentert het verhaal naar een zware melancholie.
‘Ten noorden van IJsland ligt een eiland dat Grímsey heet. Precies over het midden daarvan loopt de poolcirkel, die het in tweeën deelt. In Grímsey gaat de zon nooit onder. Om middernacht is het licht, om drie uur ’s ochtends is het licht. Kunt u zich dat voorstellen, Oliveira? Een dag die nooit eindigt, die altijd voortduurt?’
De verhalen pakken je meteen, ze beginnen ergens op een keerpunt in het leven van de personages en gaan dan met flashbacks naar de voorafgaande geschiedenis. Een effectieve methode om de lezer betrokken te krijgen. Daarnaast beschrijft Juan Gabriel Vásquez de ziel en de innerlijke wereld van de personages treffend en diep met prachtige metaforen.
Zware, sombere kost? Dat valt mee en juist dat is zo knap aan deze verhalen.
Juan Gabriel Vásquez (Bogotá, 1973) studeerde enkele jaren aan de Sorbonne in Parijs en woonde jarenlang in Barcelona. Inmiddels heeft hij een verhalenbundel en vier romans op zijn naam staan. Zijn vorige roman ‘Het geluid van vallende dingen’ werd bekroond met de Premio Alfaguara 2011 en de prestigieuze IMPAC Dublin Literary Award 2014. Vásquez geldt als een van de meest originele en getalenteerde Latijns-Amerikaanse auteurs en werd door de Wall Street Journal als een van de zes next Latin-Lit Boom-auteurs geselecteerd.
Verschijningsdatum: 10-10-2018
ISBN: 978-90-5672-566-2
Aantal pagina’s: 224
Uitgever: Signatuur
Vertaler(s): Brigitte Coopmans