Recensie ‘Onrustige dagen’ van F.B. Hotz

Recensie ‘Onrustige dagen’ van F.B. Hotz

 

F.B. Hotz: een ware meester van het korte verhaal

 

Door Stef Smulders

 

Om te begrijpen waarom de schrijver F.B. Hotz bij zijn late debuut (met het ook in deze bundel opgenomen verhaal ’De Tramrace’) een sensatie in de literaire wereld teweegbracht, volstaat het om ’De Thuiskomst’ te lezen, het verhaal waarmee de selectie van Thomas Heerma van Voss opent.

Meteen in het begin zet Hotz de hoofdpersoon treffend neer. Hij doet dat met korte, rake pennenstreken: ‘Lodewijk was negenendertig en rozig, z’n haren waren kleurloos en dun en hij verplaatste zich onzeker alsof z’n schoenen scheef waren.’
Lodewijk blijkt een mensenschuwe, alleenstaande studeerkamergeleerde die zelfs bang is voor zijn hospita en eigenlijk het liefst kluizenaar was geworden. Hij bestudeert een traktaat van een onbekende middeleeuwse mysticus dat vermoedelijk uit een abdij in Luik afkomstig is. Als zijn professor, die hij steeds probeert te ontlopen omdat hij zich onkundig voelt, hem voorstelt dat hij die abdij maar eens moet gaan bezoeken, schrikt deze zich een hoedje. Een treinreis, naar zo’n verre plaats waar hij niemand kent!
Uiteindelijk gaat hij toch op pad en dan gaat er natuurlijk van alles mis, zoals meestal in het universum van Hotz het geval is. Zijn verhalen worden bevolkt door onhandige mannen wie alles tegenzit (vooral ook de liefde). In dit geval is het de oorlog die roet in het eten gooit: uitgerekend als Lodewijk in Luik verblijft, vallen de Duitsers België binnen. Het is 1914, het begin van de Eerste Wereldoorlog. Wat dan volgt, is het verslag van Lodewijks moeizame terugreis waarbij hij nog een soort liefdesaffaire beleeft (meer fantasie dan werkelijkheid) met een oorlogsvluchtelinge. Onmachtige, mannelijke begeerte: ook een bekend motief in Hotz’ verhalen.

Wat maakt dit verhaal zo goed? Allereerst, zoals gezegd, de karakterisering van de hoofdpersoon. Hotz is een meester van de typering en in werkelijk al zijn verhalen kun je dit bewonderen. Elk detail dat Hotz presenteert, draagt bij aan het beeld van de hoofdpersoon. Niet alleen de beschrijving van het uiterlijk, de gedachten en de handelingen van de hoofdpersoon zelf doen dat, maar ook de reacties van de omgeving op diezelfde hoofdpersoon. Ze spiegelen als het ware diens karakter. Als Lodewijk in een restaurant water bij zijn eten bestelt in plaats van wijn, schrijft Hotz: ‘De ober vertrok geen spier, maar in de beweging waarmee hij het wijnglas wegkaapte stak hoon.’ Kaapte, stak, hoon: een perfecte woordkeus.
Wanneer Lodewijk bij een reisbureau een lullig treinkaartje naar Luik komt kopen, in plaats van een dure bootreis naar een ver land, zegt Hotz over de reisverkoper die Lodewijk helpt: ‘Hij grijnsde onaangenaam grote molaren bloot.’
Tijdens treinreis krijgt Lodewijk van de spanning ‘buikpijn als een kind’ en het station van Luik beschrijft Hotz als ‘nors’.
De passage over Lodewijks aankomst bij zijn hotel is kenmerkend voor Hotz’ stijl:
‘In het hotel strompelde hij, ondanks dat hem de koffer haastig uit handen genomen werd, bezweet een trap op met een te mollige loper. In zijn kamer lag hij lang op het kleine, donkere bed. Zijn voeten zwollen en brandden. Hij vond dat hij wat afwezig ontvangen was.’
‘strompelt’, ‘haastig’, ‘uit handen’, ‘bezweet’, ‘te mollig’, ‘klein’, ‘donker’: alles draagt bij aan de sfeer en doet ons lezers meevoelen hoe ellendig Lodewijk zich voelt. En dan is er nog de geniale slotzin, een echte Hotz-zin, die alles afmaakt. En zo gaat het het hele verhaal door: Lodewijk bestijgt ‘een Belgisch-vuile spoorwagon’ waarvan de locomotief ‘achterdochtig hijgt’.

Een andere kwaliteit van dit verhaal (en van het meeste van Hotz’ werk) is de beknoptheid, de ongelooflijke efficiëntie van zijn verwoording. Er staat geen woord te veel bij Hotz. Voorbeelden:
‘De trein steeg en liet Luik in de diepte.’
‘Lodewijk stapte uit, vergat de wagonhoogte en kwam op handen en voeten te staan.’
‘Die nacht verscheen Henriëtte nog eenmaal in zijn droom. Lief, schaamteloos, woedend en huiveringwekkend. Het was een onrustige nacht.’
‘Vorm en kous toonden brutaal én teer, en in de zomer was de begeerte overal.’
‘Er waren deftige mensen met veel koffers, die zich voor de loketten opstelden met beschaafd ongeduld.’
‘De Thuiskomst’ is zonder twijfel een van Hotz’ beste verhalen maar ook andere in deze selectie zijn van hoge kwaliteit. ‘Liebestraum’ over de dansavondjes bij Hotz’ ouders thuis (er zit veel autobiografisch in  de verhalen), gezien door de ogen van de auteur als kind.
‘De Tramrace’ uiteraard, Hotz’ spectaculaire debuut, gek genoeg een buitenbeentje in diens oeuvre want puur fictief en met een surrealistisch einde.
‘Toonkunst’; een prachtige beschrijving van een aarzelende verhouding tussen meester en leerling.

Ik heb de indruk dat de auteur op zijn best is in de kortere verhalen. De wat langere zoals ‘Ernstvuurwerk’, ‘Duistere Jaren’ en ‘Het Oponthoud’ lijken minder geconcentreerd geschreven en hinken op teveel gedachten. Niet voor niets is Hotz’ enige poging om een roman te schrijven eigenlijk mislukt. Smaken verschillen en ik zou de genoemde langere verhalen zelf niet geselecteerd hebben. In plaats daarvan zijn er zeker andere te vinden die ik beter vind.

Het belangrijkste van deze uitgave is echter dat er überhaupt weer een bundel met verhalen van Hotz verkrijgbaar is. Tot mijn ontzetting las ik in de inleiding van Heerma van Voss dat geen van de oorspronkelijke bundels nog te koop is (behalve tweedehands), net zomin als het verzameld werk. En dat voor een auteur die een aantal van de beste verhalen uit de Nederlandstalige literatuur geschreven heeft! Een schande, helemaal als je beseft dat het met de tegenwoordige middelen (e-book, print-on-demand) weinig hoeft te kosten om belangrijk werk beschikbaar te houden, ook al wordt het weinig verkocht. Digitaliseren, die Nederlandse literaire cultuur! Waarom is het wel mogelijk de uitgave van, zeg, het Dagblad van het Noorden van 3 mei 1956 online te raadplegen, maar een aantal belangrijke werken van de Nederlandse literatuur niet? Vroeger was de krant van gisteren alleen goed om vis in te verpakken. Geldt dat nu voor de boeken van vijfentwintig of meer jaar oud? Ik mag toch hopen van niet.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, uitgevers en andere belanghebbenden: doe er wat aan!

Auteur: F.B. Hotz
Uitgever: de Arbeiderspers
ISBN: 9789029532938
mei 2019
Hardcover 272 pagina’s

1 Reactie

Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.