Recensie van de verhalenbundel ‘Waar ik nu ben’ van Jhumpa Lahiri
Een fletse zon
Door Stef Smulders
‘Jhumpa Lahiri is geboren in Londen en opgegroeid in de Amerikaanse staat Rhode Island. Ze debuteerde met de verhalenbundel ‘Een tijdelijk ongemak’, die met de Pulitzerprijs werd bekroond en in 29 talen is vertaald. Ze schreef een tweede verhalenbundel ‘Vreemd land, en de romans ‘De naamgenoot’ en ‘Twee broers’. Sinds 2015, na een langdurig verblijf in Rome, schrijft Lahiri in haar geadopteerde taal, het Italiaans’.
Aldus de tekst onder de kop ’Over de auteur’ in de recent in vertaling verschenen boek ’Waar ik nu ben’ van Jhumpa Lahiri. Ik kende de schrijfster van de twee genoemde, prachtige en zeer aanbevelenswaardige verhalenbundels en was benieuwd naar dit nieuwe boek met vijfenveertig korte stukjes van nauwelijks twee pagina’s elk. Dat de uitgever ’Waar ik nu ben’ als een roman afficheert, is voor mij een verrassing en of het echt een roman is, is voer voor literatoren. Ik zie het meer als een bundel korte schetsen uit het leven van een jonge vrouw in wie we, gezien de bovenstaande biografie, gerust de auteur kunnen herkennen. Of niet? Hier stuit ik op een tweede verrassing: ik ging er zonder meer vanuit dat de teksten autobiografisch waren, maar dat blijkt niet het geval (niet qua feitelijkheden in ieder geval; of de psychologie van de ik-figuur wel met die van de schrijfster overeenkomt kan zij alleen zelf beoordelen). Goed om je als lezer vooraf te realiseren, dat voorkomt verwarring.
De korte stukjes spelen zich allemaal op een locatie af die in de titel is aangegeven: op het trottoir, op straat, in mijn kantoor, enzovoort. Telkens beschrijft de vrouwelijke ik-figuur een voorval, dat gepaard gaat met een korte bespiegeling waarin ze iets van zichzelf prijsgeeft. Gaandeweg krijg je als lezer zo een beeld van de vrouw en van haar leven. Het wordt duidelijk dat ze een zorgelijk karakter heeft en geplaagd wordt door angsten en remmingen die uit haar jeugd, haar opvoeding voortkomen. Het moralisme en de zuinigheid van haar ouders hebben haar getekend; de strengheid van haar moeder en de lafheid van haar vader. Ze is iemand voor wie het glas eerder half leeg dan half vol is. Zo is de lente niet vrolijkmakend maar ’afmattend’, haar kantoor ’wijst’ haar ’af’, in haar werk legt ze ’niet’ haar ’ziel en zaligheid’, ze betreurt haar ’armzalige jeugd’, bij de psycholoog lukt het haar niet om iets positiefs te vertellen, etc. etc. ’Waar ik nu ben’ lijkt wel het logboek van een depressie. Het ik-personage is een vrouw die zich het liefst afzondert en menselijk contact zoveel mogelijk vermijdt, maar die zich als haar dat lukt niet tevreden voelt maar eenzaam. Waar ze ook is, ze is nooit waar ze wezen wil:
‘Ik ga nooit terug naar dezelfde plek, ik wil liever geen banden scheppen, geen afhankelijkheid. Het enige probleem is dat ik me dan niet zozeer bevrijd voel van mijn dagelijks leven, ik voel me eerder vervreemd van ons vroegere gezin, en van mijn jeugd. Een afstand die even gewenst als treurigstemmend is. Als ik lig te zonnen word ik droevig.’
Het lezen van de schetsen is dan ook geen opwekkende belevenis en humor of enige vorm van zelfspot die voor wat opluchting zouden kunnen zorgen, zijn vrijwel geheel afwezig. Slechts af en toe gebeurt er iets dat intrigeert: de schaduwfiguren op de brug, de vrouw in het museum, de buurjongen die zijn spullen verkoopt, maar het blijft steeds bij aanzetten die Lahiri niet verder uitwerkt. Een enkele maal slechts klinkt er echte emotie in de stem van de ik-figuur door en volgt er een passage die mij als lezer raakt:
‘Hoe zou ik me aan een ander kunnen verbinden terwijl ik nog steeds probeer, ook nadat je bent overleden, de leegte op te vullen tussen jou en mijn moeder, de vrouw met wie je om onverklaarbare redenen had besloten je leven te delen en een kind te krijgen? In mijn hoofd loop je nu nog steeds een meter voor haar uit. En misschien was de ruimte die ik had willen verkleinen, misschien zelfs uitwissen, tussen de boomstronken van mijn kindertijd, niets anders dan de afstand tussen jullie twee.’
Het is te weinig. Uiteindelijk begin je je af te vragen wat de auteur met dit werk heeft willen bereiken. Een portret van (toch) zichzelf? Of was het schrijven een soort van therapie, een manier om zichzelf beter te leren begrijpen? Maar wat heeft de lezer daaraan? Ik mis de concentratie, de spanning, de zorgvuldige karaktertekening van Lahiri’s echte verhalen. Ook de taal in dit boek is simpel, zonder verrassende metaforen en bijzonder woordgebruik. Mogelijk is dat laatste het gevolg van het feit dat de auteur het originele boek niet in haar moedertaal maar in het Italiaans geschreven heeft. Alweer: leuk en spannend voor haar, maar voor de lezer niet van belang.
’Waar ik nu ben’ is wat mij betreft een nogal teleurstellend en overbodig tussendoortje (‘een fletse zon’ om de auteur te citeren) in het verder prachtige oeuvre van de uiterst talentvolle schrijfster Jhumpa Lahiri. Als je met haar werk wil kennismaken dan verdienen haar twee verhalenbundels absoluut de voorkeur boven deze ’roman’.