Vandaag kunnen we de tiende (en laatste) weekwinnaar bekend maken van onze schrijfwedstrijd. De eer is aan Anniek Reintjens. Zij schreef met ‘Het kind in ons’ een ontroerend verhaal met een geweldige twist. Van harte gefeliciteerd Anniek!
Lees hieronder het winnende verhaal:
Het kind in ons
Anniek Reintjens
Edward kijkt verlangend door het raam naar binnen. Zijn vingertoppen, die uit de verweerde handschoenen steken, raken licht het raam met de grote, versierde letters. Hij drukt zijn neus tegen het glas. Grote potten met kauwgomballen, lolly’s en noga staan op de massief houten planken. Vlak achter het glas liggen borstplaat, chocoladekikkers en schuimblokken in alle maten.
Hij sluit zijn ogen en zijn neusgaten vullen zich denkbeeldig met de zoete geuren van spekjes en marsepein. Hij kan blind vertellen waar elk soort snoep staat. De winkelbel rinkelt en een knaapje met een wollen muts stapt met zijn moeder naar buiten, een grote zak in zijn handen.
“En nu niet alles tegelijk opeten hè, Charlie!” Charlie kiest in gedachten zijn eerste snoepje al uit en hoort zijn moeder niet.
Edward voelt links en rechts twee jongens tegen hem aan duwen. Hun adem beslaat het winkelraam.
“Wow Maarten kijk daar!”
“Kijk die toverballen!”
“Nee man, die salmiakdrop!”
“Kom, we gaan het geld van oma opmaken.”
Het winkelbelletje rinkelt weer. De jongens lopen naar binnen. Edward laat zijn schouders hangen en kijkt nog een laatste keer verlangend naar binnen. Dan loopt hij verder en gaat op zijn bankje in het park zitten.
Een sneeuwbal raakt de achterkant van zijn hoofd. Hij draait zich om en ziet zijn maatje met een grijns verderop staan. Hij mist twee voortanden.
Edward wijst: “Heb je die nieuwe snoepwinkel gezien op het plein?”
“Ja man, maar dat is niet goed voor mijn tanden.” Hij hinnikt van het lachen om zijn eigen grap.
Edward hoort het winkelbelletje en kijkt verlangend naar achteren, waar een aantal meisjes met strikjes in hun haren giebelend de winkel binnenlopen. Zijn vriend komt naast hem zitten en geeft hem een oude boterham.
“Hier, doe maar net of er een chocoladeletter op zit.”
Edward zucht, draait zijn rug naar de winkel en begint met lange tanden te eten.
Het sneeuwt. Edward ligt op zijn bankje in het park. Een krant ligt als een deken over hem heen gedrapeerd. Hij probeert te slapen. In de verte hoort hij de kerkklokken twaalf uur slaan en de mensen op het plein voor de kerk wensen elkaar een fijne kerst. Achter zich hoort hij het winkelbelletje. Hij schuift de krant over zijn verweerde gezicht. De sneeuw dwarrelt genadeloos door het gat in zijn schoen en hij neemt zich voor wat geld te bedelen voor een nieuw paar. Plots voelt hij een zachte aanraking. Een hand, zo licht als het gefladder van een kolibrie, strijkt langs zijn arm. Hij krimpt ineen, slaat zijn krant weg en kijkt om zich heen. Verderop hoort hij het winkelbelletje weer. Naast hem staat een grote zak, dichtgebonden met een enorme, rode strik. Met trillende handen leest hij het kaartje:
Mijnheer, Ik zie u elke dag voor het winkelraam staan. Komt u de volgende keer gerust naar binnen. Elk kind in ons moet zo nu en dan gevoed worden. Rijk of arm. Jong of oud. Fijne kerst.