Recensie verhalenbundel ‘Flessenhart’ van Robert Schuit

Recensie verhalenbundel ‘Flessenhart’ van Robert Schuit

Toch nog uitgelezen

Door Remko Meddeler

In de dagen voor het schrijven van dit stukje, peinsde ik me suf. Wie tipte me een paar jaar geleden toch die bundel met verhalen van Joubert Pignon? Of koos ik het boek zelf? En welke van zijn drie titels las ik ook alweer? In de boekenkast is-ie niet meer te vinden, terwijl ik eigenlijk nooit iets weggooi. Weggeven doe ik graag, maar alleen als ik een boek goed vind. Dus gaf ik nooit een Pignon cadeau. Gek, flauw, zonder ambitie en dus moeilijk grijpbaar. Niet mijn schrijver.

Wat ik me nog wel kan herinneren is die uitzending van dat fijne, door het amateurisme van de NPO om zeep geholpen Brommer op zee, waarin Wilfried ene Robert Schuit aanprees. Flessenhart zou een lekker absurde, enigszins experimentele bundel met korte, zeer korte, zelfs ultrakorte verhalen zijn. De eerste korteverhalenroman, omdat de verhaaltjes tezamen het armoedige leven tonen van een schrijver die verslaafd is aan drank, sigaretten en seks. Hij wil van dat alles af, maar pogingen daartoe leiden als vanzelfsprekend tot niets.

Enfin, als liefhebber van kort tot zeer kort, dol op schrijfexperimenten, bovendien kenner van het genot van alle drie genoemde verslavingen, belandde Flessenhart in mijn brievenbus. ‘Een drietal andere boeken van dezelfde auteur verschenen onder de naam Joubert Pignon,’ schreef de uitgever, met hartelijke groet. Mijn god! Dan eerst maar al die andere boeken op mijn ellenlange leeslijst lezen. Boogers, Van Dis, Keuls, J.D. Barker en, ah fijn, een vuistdikke Anjet Daanje. Ondertussen vloog het voordeel van de korteverhalenbundel als een boemerang op me af: korte verhalen lenen zich het beste voor de momenten tussen de lange romans. En zo las ik Flessenhart toch nog uit voor het einde der tijden.

Op de eerste pagina kun je je naam schrijven achter ‘Dit boek is van…’. Leuk, doe ik. Daarna ‘Leesinstructies voor een optimale ervaring’, zoals ‘pp. 163-184, Bedekt met dieren’. Stom, negeer ik. In deel 0 van III maak ik zowaar kennis met een Robert Schuit die lekker schrijft over de flessen rosé die hij zonder glas naar binnen werkt, het eczeem dat hem tergt en de zwarte gaten waarin hij steevast net niet verdwijnt. ‘In de korte maar hevige tijd dat we samen waren toonde ze nooit interesse in me wanneer ik er niet was.’ Prachtig liefdesverdriet. Schuit laat zijn eenzaamheid zien door te beschrijven hoe hij in zijn eentje kijkt naar ‘een paar verjaardagsballonnen die knapten. De andere ballonnen verspreidden zich traag door mijn huis. Een paar bereikten de slaapkamer.’ Mooi pijnlijk. Dat er onder de verhaaltitel Buiksmeer uit de rababbelzak niet meer dan ‘(tekst verwijderd)’ staat, zou je een grappig experiment kunnen noemen.

Enkele verhalen zijn prachtig. Onder begeleiding, Jantje en dat stukje over de kansloosheid van menig literaire avond las ik met plezier. De meeste echter zijn herhalend, vies, onbegrijpelijk, maar vooral zielig. ‘Als ik niets doe schaam ik me al genoeg voor mezelf, voor het feit dat ik besta en dat ik überhaupt ruimte inneem.’ Ach, jongen toch… Ik heb begrepen dat Robert Schuit ondertussen gelukkig getrouwd is met schrijver en dichter Gerda Blees en vader is geworden van een zoon. Hopelijk zetten ze hem gezond en wel op het juiste spoor.

Auteur: Robert Schuit
Uitgeverij Jurgen Maas
Nederlands Paperback
Druk 1: 22 september 2022
220 pagina’s