Recensie ‘Fantastische nacht en andere verhalen’ – Stefan Zweig

Recensie ‘Fantastische nacht en andere verhalen’ – Stefan Zweig

‘Koortsachtige personages en prachtige volzinnen’

Door Stef Smulders

Stefan Zweig herinnerde ik me tot voor een jaar of wat geleden vooral van zijn portretfoto in het lesboek Duits dat we op de middelbare school gebruikten (dat is inmiddels 45 jaar geleden). De sombere, zuur kijkende tronie van deze schrijver vond ik geen aanbeveling en ik las dus niets van zijn werk. Maar toen ik eenmaal aan zijn beroemdste werk ‘Schaaknovelle’ begon, was ik aangenaam verrast: een helder, boeiend en in prachtige volzinnen verteld verhaal.

Ik begreep dat Zweig begin 1900 een belangrijke culturele figuur was, en in vriendschappelijk contact stond met de door mij bewonderde Joseph Roth (van de weergaloze roman ‘De Radetzkymars’ en de verhalen in ‘De buste van de keizer’, die ik hier eerder besprak). Dat maakte hem extra interessant en een paar maanden geleden waagde ik me daarom aan zijn belangrijkste roman ‘Ongeduld’. Ondanks de wat ouderwetse stijl met lange en overvloedige beschrijvingen van de gevoelens van de personages wist Zweig mij toch mee te slepen in de geschiedenis van de hopeloze liefde van een kreupel meisje voor de hoofdpersoon. Een geweldig boek!

De beste verhalen in de bundel ‘Fantastische nacht’ van Stefan Zweig benaderen de kwaliteit van de genoemde roman. In de mindere verhalen, die vooral uit Zweigs vroegere periode dateren, overheersen de soms vermoeiende, overdadige gevoelsbeschrijvingen, al zijn de volzinnen bewonderenswaardig (zo schrijven ze ze tegenwoordig niet meer!). In de beste verhalen, zoals de ‘Schaaknovelle’ die ook in deze bundel is opgenomen, is het de concrete actie die de vertelling voortstuwt. Geheel volgens de mode van de tijd (Freud had nog maar pas het irrationele onbewuste van de mens ontdekt) weidt Zweig vooral uit over de psychologie van de personages, hun hevige angsten, oncontroleerbare driften en irrationele, instinctieve handelingen. Ze zijn voortdurend nerveus, onrustig, gespannen en worden geplaagd door visioenen, angstdromen, koortsachtige rillingen en doen als het ware dwangmatig dingen zonder zelf te begrijpen waarom.

Anders dan in zijn stijl is Zweig soms modern in zijn ideeën, zoals in het verhaal ‘De dwang’ waarin de hoofdpersoon aan de dienstplicht en daarmee verbonden oorlogshandelingen probeert te ontkomen. Hij voelt zich geen nationalist maar Europeaan en vindt het doden van zoveel mensen volkomen zinloos. Toch dreigt de hoofdpersoon te bezwijken door zijn angst voor de maatschappelijke druk: “Soms probeerde iets verlorens in hem nog voorzichtig na te denken en vanuit een diepte als in een droom te mompelen: ‘Keer om! Je bent nog vrij! Je hoeft immers niet.’ Maar de machine in zijn bloed, die niet sprak maar toch krachtig zijn zenuwen en zijn ledematen bewoog, duwde hem onverzettelijk vooruit met zijn onzichtbare ‘je moet’.”

Een van de interessantere verhalen is dat van het tragische lot van ‘Boekenmendel’, een oude jood die dag in dag uit in het Weense Café Gluck zat te lezen en een encyclopedische kennis over boeken bezat: “Alleen door de twee ronde gaten van zijn bril, door die twee fonkelende, zuigende lenzen werden de miljarden zwarte wimperdiertjes van letters in zijn hersenen gefilterd, alles wat er verder gebeurde stroomde als hol lawaai langs hem heen.”

Hetzelfde geldt voor het verhaal van de lelijke ‘Leporella’ die verliefd wordt op haar werkgever, een gebeurtenis die alleen maar slecht kan aflopen. Zweig toont zich hier een meester van de persoonsbeschrijving: “…ze had iets onmiskenbaar paard¬achtigs met haar zware onderlip, het lange, harde ovaal van haar gebruinde gezicht, haar doffe, wimperloze blik en vooral haar viltige, dikke, vettig op haar voorhoofd plakkende piekhaar. Ook haar manier van lopen vertoonde de weerspannigheid, het koppige ezelachtige van zo’n alpenknol die daar ’s zomers en ’s winters in steeds hetzelfde sukkeldrafje steeds dezelfde houten draagmanden over stenige muilezelpaden knorrig bergop en bergaf zeult.”
In ‘Brandend geheim’ lezen we de volgende speelse natuurbeschrijving: “Aan de hemel fladderden de witte, onrustige wolken die je alleen in mei en juni ziet, die witte, zelf nog jonge, dartele kameraadjes die spelend over de blauwe baan rennen, om zich plotseling te verstoppen achter hoge bergen, die elkaar omhelzen en ontvluchten, zich nu eens als een zakdoek in elkaar frommelen en dan weer in stroken uiteenrafelen en ten slotte voor de grap de bergen witte mutsen opzetten.”

In de bundel ‘Fantastische nacht en andere verhalen’ valt veel te genieten voor wie oog heeft voor prachtige beschrijvingen en soepele volzinnen, ook in de soms wat wijdlopige en van emoties overlopende verhalen. Het is wat mij betreft een goede aanloop tot Zweigs meesterlijke roman ‘Ongeduld’.

Auteur: Stefan Zweig
Uitgever: Uitgeverij van Oorschot
Nederlands Hardcover
ISBN: 9789028293076
oktober 2019
600 pagina’s