Recensie ‘In betere kringen – Satirische verhalen’ van Cyriel Buysse

Recensie In betere kringenSatirische verhalen’ van Cyriel Buysse

Cyriel Buysse, een ten onrechte bijna vergeten meesterverteller.

Door Stef Smulders

Hoewel het toneelstuk ‘Het gezin van Paemel’ van de Vlaamse schrijver Cyriel Buysse (1859-1932) tot de canon van de Nederlandstalige literatuur gerekend wordt, was het werk en zelfs de naam van deze tijdgenoot en vriend van Louis Couperus mij tot voor een paar jaar geleden totaal onbekend. Maar toen ik in Joost Zwagermans ‘De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen’ het verhaal ’Irene en de treurmars’ van hem las, was ik verkocht.

Dit verhaal stak met kop en schouders boven de andere vertellingen uit dezelfde periode uit. Het was zo beeldend geschreven dat je de levendige gebeurtenissen echt voor je zag, en de tekst klonk zo fris alsof het gisteren pas geschreven was. Buysse bleek een scherp waarnemer met een mild oog voor de vaak vruchteloze menselijke handelingen en ambities. Waarom had ik nog nooit van Cyriel Buysse gehoord? Van deze auteur wilde ik meteen meer lezen! En hoewel veel van zijn oeuvre niet meer in druk is, net zomin als zijn verzameld werk, kreeg ik zijn beroemdste roman ‘Het leven van Rozeke van Dalen’ als e-book te pakken, net als de novelle ‘Tantes’. Ook in deze werken bleek Buysse een begenadigd verteller met een heldere, niet van humor en mededogen gespeende stijl en was het weer een genot om zijn verhalen te lezen. En nu is er (hoera!) een door Buysses biograaf Joris van Parys bezorgde kersverse uitgave met korte satirische verhalen van deze Vlaamse meesterverteller. 

De kleine bundel begint meteen goed met de novelle ‘Monsieur Hardamour’, die Buysse tijdens zijn leven nooit in boekvorm gepubliceerd heeft, maar voor zijn andere werk niet onderdoet. Het is een perfect gecomponeerd en meeslepend verhaal over een rijke selfmade man die door eigen toedoen zwaar in de problemen geraakt. Een heel aangename leeservaring. Mij viel op hoe to-the-point Buysse de wederwaardigheden noteert: bij hem geen overbodige beschrijvingen en uitweidingen, nee, elk woord draagt bij aan de betekenis en voortgang van het verhaal. De hoofdpersoon introduceert Buysse als volgt: 
‘Monsieur Hardamour was een van die prin­ces de l’industrie, die met zoveel als niets in de struggle-­for-­life opgekomen, er na betrekkelijk korte tijd in slagen zich een kolossaal vermogen te veroveren.’
Dat lukt Hardamour door met zijn ’roofdierblik’ de nog beschikbare dochter van directeur van de grote fabriek waar hij werkt te spotten en te veroveren. Na de dood van de directeur wordt hij vervolgens ‘alleen-meester van de reusachtige fabriek, waar hij als een god zou heersen.’ Tot het op een dag misgaat… Lees dit verhaal! 

De andere stukken zijn korte, meest satirische beschouwingen en observaties van de gebruiken van de betere Vlaamse en Nederlandse kringen waarmee de auteur door zijn vrouw kennismaakte en die hij met ironie (of sarcasme) bezag. ‘Pension de famille’ gaat over de kleinburgerlijkheid van gasten in de goedkope dependance van een duur hotel die de luxe van de rijkere hotelgasten met afgunst bekijken, iets wat Buysse met scherpe pen en sardonisch genoegen schetst.

In ‘Buitenhotel in Holland’ komen de Nederlandse zuinigheid en de calvinistische levenshouding er slecht vanaf. Net als de tafelmanieren van de Lage Landen in het latere verhaal ‘Een diner’:
‘Een groot diner, in Holland, begint dadelijk met een algemene brulpartij. Zo eist het de wellevendheid, de beleefdheid. Men dient onmiddellijk zijn dame aan te spreken, zegge: aan te blaffen, rechts en links. Wat men ook zegt komt er minder op aan, als men maar iets zegt.’ 
Dat er ook in Vlaanderen etablissementen van dubieus allooi zijn, (her)ontdekt Buysse als hij na de oorlog (die hij in het neutrale Nederland uitzat) terugkeert. In ‘Een avondje’ beschrijft het bezoek aan zo’n zaak vol decadentie en liederlijkheid. Een van de (naakte) dames die er rondloopt beschrijft hij zo:
‘Zij lachte griezelig. Er trokken rimpels door haar geblanket gezicht en de open mond liet twijfelachtige tanden zien.’
De Eerste Wereldoorlog komt in enkele stukken aan de orde, bijvoorbeeld in het zeer cynische verhaal ‘Overwegende’. Dat de auteur weinig ophad met de gewichtigdoenerij van de machthebbers aan beide kanten van de oorlog, laat hij duidelijk doorklinken in de laatste twee stukken van de bundel waarin hij onder andere niet naar een ’belangrijk’ staatsbezoek gaat: 
‘Ik heb mij, tegen het uur dat ik zou moeten vertrekken, bezig gehouden met te kijken naar de doening van een grote spin en van een grote mug.’

Ook in deze beperkte selectie van niet eerder gebundelde stukken stelt Cyriel Buysse mij niet teleur. Hij is een auteur van wie ik alles zou willen lezen.

Gelukkig is zijn ‘Verzameld Werk’ (7 delen) vanaf de website van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren te downloaden via deze link.