Recensie ‘Beschermvrouwe van de verschoppelingen’ van Delphine Lecompte
Dichterlijk met het bijvoeglijk naamwoord
Door Marjet Maks
‘Beschermvrouwe van de verschoppelingen’ is een intrigerende titel. Want, zo blijkt na lezing, is de beschermvrouwe niet zelf ook een verschoppeling?
Delphine Lecompte is in de eerste plaats een dichteres die rijk en associatief schrijft en daarmee een bizarre wereld oproept, die toch ook herkenbaar is. Door middel van haar taal roept ze beelden op en creëert ze eigenaardige personages. Haar stijl is onnavolgbaar en wordt getekend door een veelheid aan bijvoeglijke naamwoorden. Daardoor kun je de korte verhalen in ‘Beschermvrouwe van de verschoppelingen’ ook prozagedichten noemen.
De verhalen van Vlaamse Delphine Lecompte zijn eerlijk en rauw en roepen een sterk autobiografische sfeer op, al -hopelijk- zal niet alles waar zijn. Delphine, het ik-personage, groeit op bij haar zonderlinge grootouders in De Panne. De reden hiervan blijft onderbelicht, al blijkt uit alles dat ze een moeizame relatie met haar ouders heeft. Haar vader woont in Gent en bezoekt haar eens in de twee weken, haar moeder komt wekelijks langs.
In het eerste deel ‘Familie en vrienden’, haalt ze herinneringen op aan haar jeugd. Haar grootvader heeft vele minnaressen, en hij is jaloers op de aandacht die zij aan de jonge Delphine geven. Dat ze al op jonge leeftijd seks heeft en ervan geniet, wordt schokkend en absurdistisch gebracht. Haar behoefte aan aandacht en warmte wordt duidelijk als ze wat afstandelijk over haar kwade en drinkende vader vertelt. Of over haar moeder tijdens een reisje met haar naar Parijs. Haar ouders zijn in de meeste verhalen de grote afwezigen en als ze wel voorkomen is dat niet als een warme herinnering.
Dat ze uit een voorname intellectuele familie komt, blijkt uit veel verhalen, gezien de boeken die ze leest en de films die ze ziet, en waar ze ook een mening over heeft. Uit: ‘Het pretpark van mijn jeugd’: ‘Omdat mijn grootvader rechter was en de uitbater van het pretpark had geholpen na de dood van een vrouw tussen de raderen van het vliegend tapijt, kreeg hij het ganse jaar vrijkaarten voor zijn kinderen en kleinkinderen. De paardenmolen was mooi en naast de paardenmolen stond Holle Bolle Gijs afval en kinderhanden naar binnen te zuigen. Mijn handen kreeg ik terug, maar ik was ervan overtuigd dat de vulva van mijn moeder een veel grotere zuigkracht had en dat ik op mijn hoede moest zijn voor haar schaamstreek om niet opnieuw in haar te belanden voor negen maanden of langer.’
In het verhaal ‘Nonkel Samuel de charlatan’ komen de eerste opsommingen voor van de bizarre personages. Ze was dol op haar oom, vanwege zijn buitenissige leefstijl, die werd afgekeurd door haar grootvader. ‘Hij had veel vrouwen: woeste zigeunerinnen, bedeesde korfbalspeelsters, moederlijke mandenweefsters, pelsjageressen op hun retour, en reuzinnen met korte haren en brutale grimassen die op Brusselse catwalks gewaagde lingerie in het gezicht van wit-russische papegaaientemmers, verdorven sponzenverkopers en onberekenbare jacuzzimagnaten duwden.’
In dit soort opsommingen benoemt Lecompte de verschoppelingen uit de titel. Haar verhalen zijn doorspekt met een niet aflatende stroom bizarre figuren, die nauwelijks een gezicht krijgen, maar met veel humor en fantasie bij elkaar geraapt zijn.
Haar grootouders waren alcoholisten. Haar grootmoeder was ‘een angstige, neurotische en ietwat kille vrouw die zich opsloot in haar schrijfkamer om perverse surrealistische prozagedichten te schrijven en calvados te drinken’. Haar grootvader daarentegen wilde graag omringd zijn wanneer hij zijn whisky dronk. Zo haalde hij de necrofiele tegellegger, een louche televisiepriester, de bipolaire garnalenpeller en een veel geplaagde ezeldrijver in huis, om er een paar te noemen. Wat deze figuren dan doen of hoe ze eruitzien, wordt helaas niet verklaard.
Delphine drinkt zelf ook overmatig en komt in een psychiatrische inrichting, raakt verslaafd aan pillen en wordt verliefd op ‘een heteroseksuele redneck: de voormalige vrachtwagenchauffeur.’ Hij is twintig jaar ouder, heeft lange vette haren en een dikke buik. Hij is een terugkerend personage, maar de relatie wordt verder niet uitgediept. Ze houdt van hem. Hij geeft haar ‘liefde met lust, bier, camaraderie, onschuldig seksisme, boertige grollen en AC/DC.’ Heel iets anders dan de onbereikbare bedeesde zeepzieder, die altijd een bloedmooie mystieke delicate porseleinachtige oersterke godheid zal blijven. Haar ongrijpbare serafijn. En zoals de lankmoedige dadaïst altijd tegen haar zegt: ‘Tel je zegeningen.’
Als je niet beter wist zou je Lecomptes verhalen kunnen afdoen als oppervlakkig. Ze verrassen, maar beklijven niet echt. Ze raken wel in de openhartige bekentenissen die de auteur over zichzelf doet. Dat Lecompte wel degelijk iets te melden heeft, blijkt uit haar intellectuele kennis van literatuur, gedichten en films en de manier waarop ze daarover schrijft. Maar haar kracht ligt toch in de humor en herhaling en het dreunend ritme waarmee ze een zieke wereld schetst waarin niet alleen zij, maar wij allemaal eigenlijk leven.
Uitgever: De Bezige Bij
Auteur: Delphine Lecompte
Nederlands Paperback
ISBN: 9789403120812
Druk 1: februari 2021
224 pagina’s