Recensie ‘Avond in het paradijs’ van Lucia Berlin

Recensie ‘Avond in het paradijs’ van Lucia Berlin

“Een onevenwichtige collectie”

door Stef Smulders

Lucia Berlin (1936-2004) was een schrijfster van korte verhalen, waarmee ze gedurende haar leven slechts beperkt succes had. Haar postume doorbraak kwam in 2015 toen er een selectie van haar verhalen verscheen onder de titel ’A Manual for Cleaning Women’. De bundel werd juichend ontvangen en werd een bestseller. In vervolg hierop publiceerde de uitgever een tweede selectie van haar verhalen onder de titel ’Evening in Paradise’ en deze is onlangs in Nederlandse vertaling verschenen.

Ik ken de eerste bundel niet en moet dus afgaan op wat er in deze vervolgbundel aan verhalen te vinden is. Mijn indruk is dat de uitgever door het grote succes van de eerste bundel bij deze tweede selectie iets te nonchalant te werk is gegaan. Dat er sprake zou zijn van een ’careful selection’ zoals de Engelse uitgever beweert, durf ik (met argumenten) te bestrijden. De kwaliteitsverschillen tussen de verhalen in deze bundel zijn enorm. Van een enkel verhaal vraag je je af waarom er voor gekozen is om het te publiceren. Andere verhalen zijn daarentegen weer briljant. Jammer genoeg ontbreekt een verantwoording en is het niet duidelijk of, wanneer en waar de verhalen oorspronkelijk gepubliceerd zijn. Een grote omissie! Onvergeeflijk is het ontbreken van een verklarende woordenlijst van de vele Spaanse termen die in de verhalen voorkomen en waarvan de betekenis lang niet altijd in de tekst gegeven wordt.

De verhalen beslaan gemiddeld slechts tien bladzijden, met ’Een duister liefdesverhaal’ als uitschieter met 33 pagina’s, terwijl ’De ponybar in Oakland’ na nauwelijks twee pagina’s al klaar is. Deze beide verhalen behoren helaas niet tot de beste uit de bundel, dus aan de lengte ligt het niet. ’Een duister liefdesverhaal’ ontwikkelt zich na een goed begin helaas tot een draak, de Bouquetreeks waardig, met onder andere een wilde rit van de vrouwelijke hoofdpersoon met een woest aantrekkelijke rijke man met zilvergrijs haar in een koets getrokken door dampende paarden door een donker bos bij noodweer, eindigend met hete seks en ’stomend sperma’ (sic!). Het ultrakorte verhaal is een nogal grove bar-anekdote, de moeite van het lezen niet waard.

Als om het contrast zo scherp mogelijk aan te zetten, volgt na de korte anekdote het mijns inziens beste stuk van de bundel, ’Dochters’. De eerste zinnen zijn geweldig en grijpen je meteen bij de lurven:

‘Staan voor mijn overtuigingen? Als ik vijf minuten een standpunt kan vasthouden is het lang. Net als de radio in een pick-uptruck. Je dendert over de weg… Waylon Jennings, Stevie Wonder… hobbelt over een veerooster en ineens donderpreekt een predikant uit Texas uit de radio. Wie zóndig leeft moet de Here vrézen. Je schrikt je rot.’ Dit moet wel een geweldig personage zijn, denk je als lezer en je bent meteen nieuwsgierig. Berlin weet deze toon in de rest van het verhaal vast te houden en laat de hoofdpersoon geweldige opmerkingen maken als ‘Het was een stuk gezonder toen ik mensen nog als dieren zag.’

In de andere verhalen is Berlin vooral goed in sfeerbeschrijvingen, ook al creëert ze die soms puur door een simpele opsomming van de objecten in een omgeving. Het eerste verhaal ’De Sierspeeldoosjes’ is daar een goed voorbeeld van. Het tweede verhaal ’Soms ’s zomers’ is deels een, minder goed gecomponeerde, herhaling van het eerste verhaal en bevat een stilistische misser: midden in een algemene beschrijving van hoe het vroeger was (’Als het begon te donderen en bliksem verstijfden we van angst.’) gaat de verteller opeens over op een specifieke situatie die maar voor een van die vroegere herinneringen geldt (‘Op datzelfde moment maakte de tram…’). Dat maakt een heel vreemde indruk en kan eigenlijk niet. Dezelfde fout komt ook in een van de latere verhalen nog een keer voor. Juist van deze verhalen zou het interessant zijn om te weten of ze ooit eerder gepubliceerd zijn en hier wreekt zich het ontbreken van een verantwoording aan het eind van de bundel.

De schrijfster verplaatst zich soms niet goed in het hoofd van de lezer, waardoor haar gedachtengang slechts met moeite te volgen is. Het verhaal ’Reisschema’ is daar een exponent van: zo kon ik het begin pas na afloop goed begrijpen. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat het verhaal ooit in deze vorm gepubliceerd is. De verhalen ’Kerst. Texas. 1956’ en ’Het adobehuis met het zinken dak’ zijn daarentegen weer goede voorbeelden van wat de schrijfster vermag: sfeervol, interessante personages, goed verteld.

Het titelverhaal dat daarna volgt is dan jammer genoeg weer een oeverloze vertelling met maar liefst een kleine twintig(!) handelende personages. ’La barca de la illusión’ bevat veel slordigheden die het verhaal ongeloofwaardig maken. In ’De vrouwen’ verspringt het vertelperspectief een paar keer binnen eenzelfde alinea en scene: een doodzonde. In ’Kerst 1974’ neemt de anonieme verteller op één punt opeens deel aan het verhaal, wanneer deze spreekt over ’bij ons’. Heel vreemd. Verderop in het verhaal is er een fout in de chronologie wanneer de hoofdpersoon over het kersttoneelstuk zegt dat het geweldig wordt, terwijl de uitvoering al geweest is, zoals eerder beschreven.

Samengevat is ’Een avond in het paradijs’ een onevenwichtige combinatie van een aantal prachtige, sfeervolle verhalen met daarnaast een aantal dat nogal wat mankementen bevat en een corrigerende redactie had verdiend. Deze vervolgbundel maakt wel nieuwsgierig naar de eerste verzameling, want Lucia Berlin op haar best is zeker het lezen waard.

 

Auteur: Lucia Berlin
Vertaald door Lucie Schaap en Maaike Bijnsdorp
Uitgever: Lebowski
ISBN: 9789048841974
november 2018
Paperback 272 pagina’s